In de maand november staan de eerste grote crosswedstrijden op de kalender en daarmee kan de voorbereiding op de NK veldlopen beginnen. Wat maakt een atleet tot een goede crosser? En omgekeerd: wat draagt het crossen bij aan je ontwikkeling als loper? Bondscoach Grete Koens over de discipline die ze zelf uitstekend beheerste en tegenwoordig graag propageert.
Strijden met de elementen
‘Om goed te kunnen crossen moet je als atleet over een groot aeroob vermogen beschikken’, zo noemt Koens een eerste eigenschap. ‘Je duurtrainingen moeten op voldoende niveau zijn en je moet goed kunnen schakelen: tussen de korte en de wat langere pas. Je moet kunnen variëren bij de voetplaatsing als het terrein geaccidenteerd is. Atleten met een goed gevoel voor beweging zie je daarom bij de cross vaak voor in de wedstrijd.’ In de cross loop je zelden langere tijd een egaal tempo. ‘Je moet kunnen strijden met de elementen en de concurrenten. Na de piekbelasting als je een heuvel op loopt, moet je lichaam snel herstellen bij de afdaling. Je moet accelereren in de bocht. Ik denk dat de cross, samen met de steeple, al met al de meest veelzijdige discipline in de loopsport is.’
Lees verder op site Atletiekunie