Zodra je gaat sporten treden er allerlei veranderingen op, zo ga je bijvoorbeeld sneller ademen, je hartslag stijgt, je lichaamstemperatuur neemt toe en je gaat zweten. Dit soort verschijnselen worden fysiologische verschijnselen genoemd. Fysiologie is de leer van de normale levensverrichtingen en – verschijnselen. Om te begrijpen wat er tijdens inspanning in het menselijk lichaam gebeurt, is algemene kennis van de fysiologie onontbeerlijk. Normaal gesproken zijn fysiologische processen in evenwicht. Zo blijft bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur gehandhaafd tussen de 36,5 en 37,5 ºC, de pH van het bloed blijft rond de 7,4 en de bloedglucose van een gezond persoon is tussen de 4 en 8 mmol/L. Het handhaven van deze stabiele toestand van het lichaam noemt men homeostase. In dit hoofdstuk maak je kennis met verschillende orgaansystemen en leer je van alles over hun bijdrage aan de homeostase. Na het bestuderen van deze tekst ben je in staat om:
– de samenhang tussen cellen, weefsels, organen en orgaansysteem te beschrijven;
– de bouw en functie van de volgende orgaansystemen te beschrijven:
– Respiratoir stelsel
– Hart- en vaatstelsel
– Huid
– Spijsverteringsstelsel
– Urinewegstelsel
– Motorisch stelsel
– Zenuwstelsel
– Hormonale stelsel
– Voortplantingsstelsel
Bron: Atletiekunie